‘Je moet hier veilig kunnen zijn’, zegt Paul Rodenberg. Buiten aan een picknicktafel verzamelen jongeren zich voortdurend om hem heen om vragen te stellen. Hij stuurt ze vakkundig aan. De leerlingen weten goed waar ze aan toe zijn met hem. Hij verschaft de duidelijkheid die ze nodig hebben, maar dwingt ook respect af.
In 2013 startte Paul Rodenberg met twee anderen de stichting Culinaire Vakschool. Hij wilde graag mensen helpen, maar ook een beetje geld verdienen. ‘Ik ben geen heilige’, maar toch heeft alles wat hij doet er de schijn van. Jongeren die vroegtijdig met school stoppen, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of mensen die een carrièreswitch willen maken en hun dromen willen verwezenlijken: iedereen is welkom. Ze moeten alleen wel kok willen worden.
Gedurende tien weken leren ze alles: koken uit verschillende keukens, allerlei vaardigheden, om aan het eind klaar te zijn gestoomd voor een volwaardige baan. Daar hoort natuurlijk ook de nodige theorie bij, niet de favoriet van Paul. Toch is dit noodzakelijk, omdat de leerlingen deze theorie nodig hebben om een startkwalificatie, niveau 2, te behalen. En dit is van belang voor de subsidieverstrekkers.
Paul zijn vader had een bedrijf waar onder meer mensen met een beperking werkten. Voor hem is het dus heel normaal mensen te helpen aan een tweede kans. De opleiding legt de deelnemers bovendien geen windeieren, ze kunnen nadien echt aan het werk. Het streven van de Vakschool is dan ook het ambacht in ere te herstellen: een culinaire vakschool, waar een verscheidenheid aan deelnemers het echte koksvak leert.